In een reeks korte artikelen gaan we terug in de tijd en delen we het verhaal van het Ulvenhoutse bos.
Door de Tweede Wereldoorlog nam de oogst van hout uit het Ulvenhoutse Bos snel toe. Om een beeld te geven: In 1937 werd 1.483 m³ hout geoogst en vier jaar later 4.427 m³. Maar het meeste hout werd geoogst in 1944: maar liefst 31.771 m³! Dat is ruim 145 hectare, ongeveer 20% van het totale oppervlak van het Ulvenhoutse Bos.
De grove den spreekt
Dat er zoveel hout geoogst werd, had twee redenen. De voornaamste reden was dat een groot gedeelte van het hout gevorderd werd door de Duitse Wehrmacht (het leger van Nazi-Duitsland). De andere reden was de steenkolenmijnenindustrie in Limburg. Vanwege de oorlog was de import van hout uit andere landen voor de steenkolenmijnen onmogelijk. Dus werd er meer hout uit eigen land gebruikt. In het Ulvenhoutse Bos stonden in die tijd veel grove dennen. Het hout daarvan was zeer gewild in steenkolenmijnen, omdat dit hout kan ‘spreken’. Dat wil zeggen dat het hout hoorbaar kraakt voordat het breekt. Dankzij dit signaal konden mijnwerkers op tijd een onveilige mijngang verlaten, voordat die instortte.
Houtverlies door onkunde en diefstal
In 1944 werd dus bijna 32.000 m³ hout geoogst. In dat jaar ging het slechter met de Duitse Wehrmacht en besloot het grote verdedigingswerken aan te leggen. Hiervoor was veel hout nodig. In december 1943 probeerde de beheerder van het Ulvenhoutse Bos de Duitsers te overtuigen om de houtoogst vanuit het bos te beperken, maar zonder succes; hij kon maar 80 bomen per hectare redden.
Op 4 januari 1944 begon de oogst van het Ulvenhoutse Bos. Staatsbosbeheer wilde daar zelf niet aan meewerken, waardoor de Wehrmacht 200 fabrieksarbeiders uit Breda in dienst nam. De onkunde van deze arbeiders was niet goed voor de houtoogst. Bomen werden bijvoorbeeld veel te hoog afgezaagd en waardevolle stammen scheurden in. Dit zorgde voor veel verlies aan kostbaar hout. Bovendien had men, doordat de Duitsers veel in beslag namen, de diefstal van hout uit het bos niet meer in de hand, waardoor de politie moest ingrijpen.
Eind januari 1944 was het aantal arbeiders opgelopen tot 500. Het vinden van vrijwillige arbeiders was geen probleem voor de Duitsers, aangezien ze hoge lonen uitbetaalde. Een gewone arbeider verdiende in die tijd ongeveer 25 gulden per week. Terwijl de Duitsers (afhankelijk van de kennis en ervaring van de arbeider) 40 tot 100 gulden per week uitbetaalden.
In totaal is in oorlogstijd ongeveer 80.000 m³ hout geoogst uit de staatsbossen rondom Breda. Ook particuliere bosbezitters waren de dupe. Naar schatting van Staatsbosbeheer namen de Duitsers ook ruim 70.000 m³ hout in beslag bij particulieren in de omgeving. Van deze trieste geschiedenis merken we in het Ulvenhoutse Bos gelukkig niets meer. De natuur heeft laten zien hoe weerbaar het is en hoe goed het zich kan herstellen.
Brabant Herinnert: 80 jaar vrijheid
Dicht bij het Ulvenhoutse Bos staat een voormalig tijdelijk koninklijk paleis dat een rol speelde in de bevrijding van Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog. Breda werd officieel bevrijd op 29 oktober 1944 door de Polen, onder leiding van generaal Stanislav Maczek. De bevrijding van Nederland liep echter in Brabant vast op de grote rivieren, waarnaar prins Bernhard zijn militair hoofdkwartier in Breda vestigde. Als verblijf om te overnachten koos hij voor een groot leegstaand hotel op Landgoed Anneville. Het werd daadwerkelijk een koninklijke residentie toen koningin Wilhelmina in april/mei van 1945 zes weken in de witte villa op het landgoed verbleef. Hier ontving de majesteit ook het nieuws dat de Duitsers zich hadden overgegeven. Meer over Landgoed Annaville in oorlogstijd.
In 2024 en 2025 staat Brabant Herinnert stil bij 80 jaar vrijheid, oftewel het 80-jarig jubileum van het einde van de Tweede Wereldoorlog. Dit wordt in Brabant gevierd en herdacht met een uitgebreid programma. Je leest er meer over op de website van Brabant Herinnert.