Grastopjes: als slagroom op een taart

20-01-2023
389 keer bekeken

Op dinsdag 17 januari vond in het kader van Vitale Peel een themabijeenkomst plaats over stappen die melkveehouders op hun bedrijf kunnen zetten om de uitstoot van ammoniak en methaan te verminderen.

Ambtelijk vertegenwoordigers van de gebiedspartners van Vitale Peel, verschillende agrarisch ondernemers en erfbetreders lieten zich bijpraten over praktische dier-, voer- en andere managementmaatregelen. Daarmee kunnen melkveehouders een bijdrage leveren aan het behalen van klimaat- en stikstofreductiedoelstellingen. Het gezelschap was te gast bij melkveehouder Jan Derks in Sint Anthonis.

Maatschappelijke context

Net als bij de recente themabijeenkomst over monovergisting opende Ton van Korven, specialist Klimaat & Energie bij ZLTO, met een schets van de maatschappelijke context. Die wordt onder meer bepaald door het Klimaatakkoord. Daarin heeft Nederland de ambitie uitgesproken in 2050 klimaatneutraal te zijn. Ton: “Het houden van dieren leidt per definitie tot uitstoot van de stikstofverbinding ammoniak en methaan, met negatieve gevolgen voor het klimaat. Teruggaan naar nul kan de sector dus niet. Het terugdringen van emissies is wel mogelijk.” Om daaraan bij te dragen, heeft een melkveehouder verschillende ‘knoppen om aan te draaien’: het rantsoen van het vee, de samenstelling van de veestapel, de mate van weidegang en de bewerking en aanwending van mest.

Wat kan een melkveehouder doen?

Jan van Middelaar, adviseur en bedrijfsbegeleider binnen het Netwerk Praktijkbedrijven, onderdeel van het programma Integraal Aanpakken, deelde vervolgens enkele inzichten met de aanwezigen. Ervan uitgaand dat de grootte van je veestapel een gegeven is en je wilt op zandgrond de uitstoot van ammoniak met vijftig procent verminderen, dan kun je als melkveehouder, een aantal dingen doen. Zonder veel kosten te maken. Je kunt bijvoorbeeld het rantsoen van je koeien aanpassen door ze minder ruw eiwit te geven. Een verlaging van 165 naar 145 gram levert een uitstootreductie van 20 procent op. Kiezen voor minder jongvee en een beperkte extra weidegang van 500 uur per jaar leidt tot een uitstootreductie van vijf procent. Het naar behoren inzetten van een zodenbemester, waarbij mest in de bodem wordt geïnjecteerd, zorgt voor 7,5 procent uitstootreductie. Jaarrond de roosters in de stal spoelen om het oppervlak van mest dat in contact komt met lucht te verminderen, heeft een uitstootreductie van twintig procent als resultaat. Ook kleine stalaanpassingen, zoals het neerleggen van een rubberen sleufvloer of het inzetten van een extra mestrobot, hebben effect. Om tot een uitstootvermindering van zeventig procent te komen, zijn forse stalaanpassingen en een aanvullende weidegang van ongeveer 600 uur per jaar nodig.

Sturen met grashoogte

Aansluitend kreeg melkveehouder Henk Kerkers uit Sterksel het woord. Dit lid van het Netwerk Praktijkbedrijven heeft ongeveer 50 hectare grond en 100 koeien. Samen met graslandspecialisten van de WUR doet hij metingen op het gebied van weidegang. Henk probeert daar zo vroeg mogelijk mee te beginnen, liefst rond half maart. Vorig jaar liepen zijn koeien tot kerstmis buiten om zich te goed te doen aan het eiwitrijke gras. Twee dagen nadat de melk door de melkfabriek is opgehaald, weet Henk het ureumgetal. Dat geeft aan of het eiwit zijn werk heeft gedaan en voert hij in in de kringloopwijzer. Die methode is nog niet erkend en oogst ook binnen de landbouwsector nog kritiek. 
Henk schenkt veel aandacht aan de samenstelling van de voeding van zijn koeien en meet die geregeld. De weidegang bemoeilijkt het meten, want hoeveel kilo gras eet een koe nou precies op een dag? Daar heeft Henk wat op gevonden: “Ik meet de grashoogte om te kunnen berekenen hoeveel er weg is.” “In de zomer verhardt het gras door verdroging,” vervolgt hij. “Dan kan het moeilijk voedsel uit de bodem halen. Dan moet ik dus eiwit bijvoeren.” Hoe jonger en malser het gras, hoe minder een koe erop hoeft te kauwen en hoe lager de uitstoot van methaan. Henk: “Om mijn koeien zo mals mogelijk gras te geven, heb ik mijn perceel in kleinere percelen opgedeeld. Elke dag staan de koeien in een ander deelperceel. Dat kan alleen als je voldoende beweidbaar huiskavel onder je bedrijf hebt. Daar ligt een opgave voor de gebiedsgerichte aanpak. Tussen de acht à twaalf centimeter hoog gras is ideaal. Dan kunnen de koeien de topjes eraf eten. Dat is voor hen de slagroom op een taart.”
Om extra stikstof uit de lucht te halen, heeft Henk klaver gezaaid. Dat bevordert ook de biodiversiteit. Om weerbaarder gras te krijgen, heeft hij ook een eigen kruidenmengsel van diep wortelende cichorei en smalle weegbree gezaaid. Mineralen komen daardoor beter beschikbaar voor het gras. Zijn ervaring is dat hij met minder stikstofinput meer opbrengst kan genereren.

Lely Sphere in de praktijk

De bijeenkomst wordt afgesloten met een presentatie over Lely Sphere en het bekijken van dit circulaire systeem in actie; Jan Derks heeft er een in bedrijf. Het systeem gaat uit van het scheiden van mest in de dikke fractie (poep) en urine bij de bron, dus bij de kont van de koe. Het heeft als doel de uitstoot van ammoniak en methaan in de stal te doen afnemen en mest te verwaarden door de waardevolle voedingsstoffen uit mest op het juiste moment op de juiste locatie in te zetten. Tijdens de presentatie kwam naar voren dat een Lely Sphere goed samengaat met weidegang.

Meer weten? Bekijk dan hier de presentaties van Ton van Korven, Jan van Middelaar, Henk Kerkers en Sander Woestenenk van Lely.

Afbeeldingen

Bekijk ook

Cookie-instellingen